In de praktijk wordt een kind naar de nadenkstoel gestuurd: “Ga jij maar eens nadenken over wat je net gedaan hebt.” Vervolgens gaat het kind helemaal niet nadenken (in hoeverre zijn kinderen in staat om te reflecteren op hun gedrag?) en soms wordt het kind alleen maar bozer. Na een vaak veel te lange afzondering wordt het kind bij de leerkracht geroepen: “Heb je nagedacht?” Waarop het kind zijn excuses aanbiedt of belooft het nooit meer te zullen doen. Heeft het kind echt nagedacht? Of voelt het zich vooral gestraft en afgezonderd? Wordt er echt gesproken over het gedrag van het kind?Ik zie het verschil met die hoek niet zozeer. Ik denk dan ook dat de nadenkstoel veel vaker door het kind, maar vooral ook door de andere kinderen, als strafstoel ervaren wordt. Een stoel die veel meer een middel voor de leerkracht is, dan voor de leerling. De leerkracht krijgt even een time-out door het kind af te zonderen. Maar hoe zou het werken als je het kind niet afzondert, maar juist verbinding zoekt? Wat mij vaak helpt is te denken: “Wat heeft dit kind nodig?” In veel gevallen kom ik dan uit op woorden als geborgenheid, liefde of begrip. Dan komt eigenlijk nooit het woord strafstoel in mij op.
