Er is groot draagvlak in de samenleving voor meer en beter muziekonderwijs. 85% van de ouders vindt het belangrijk dat hun kinderen op school in aanraking komen met muziek. Daar staat tegenover dat slechts 11% van de scholen vindt dat hun leraren deskundig genoeg zijn om muziekonderwijs te geven. Groepsleerkrachten voelen zich vaak niet bekwaam genoeg voor muziekonderwijs. Het is niet dat zij geen muziek willen geven, ze missen vaak het zelfvertrouwen om bijvoorbeeld te zingen voor en met de klas.Met het extra geld kunnen scholen de deskundigheid van mensen die voor de klas staan vergroten. Daarnaast kunnen zij samenwerken met alle partijen uit het muziekveld, zoals muziekscholen, harmonieën, brassbands, fanfares, orkesten en poppodia. Kinderen kunnen zich zo op muzikaal en kunstzinnig vlak ontwikkelen.
‘Goed cultuuronderwijs is belangrijk’, aldus minister Bussemaker. ‘Belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren, voor hun creativiteit en voor de creativiteit van onze samenleving als geheel. Want de samenleving verandert in rap tempo. We kunnen dat alleen bijbenen als we onze creativiteit ten volle inzetten. Muziekonderwijs voor alle kinderen is daarbij een goed begin.’
Scholen kunnen samen met culturele instellingen hun plannen indienen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie. De vormgeving van de plannen kan overal anders zijn. Zo zal in een stad eerder samenwerking worden gezocht met een conservatorium of poppodium, terwijl dat op het platteland met een fanfare of harmonie zal gebeuren. Ook vormen met brassbands en muziekscholen zijn denkbaar. Met deze brede benadering geeft Bussemaker ook gehoor aan de wens uit politiek en samenleving om eigentijdser muziekonderwijs en meer verbinding met amateurkunst.
Bron: Rijksoverheid.nl